Koning Stefan I als Legitimatiemiddel voor de Hongaarse Anjou-dynastie: Heraldiek
Hoe kan heraldiek een Franse dynastie in Hongarije legitimeren?
De Heilige Koning Stefan I (r. 1000/1001-1038) was de grondlegger van het Hongaarse Koninkrijk, en door zijn heiligverklaring in 1083 kreeg zijn persoon nog meer belang in de geschiedenis van Hongarije. In 1301 stierf Stefans dynastie uit, die van de Árpáden, en ontstond er een opvolgingscrisis. De voornaamste kandidaat voor opvolging was Karel Robert van Anjou (r. 1301-1342), een edelman die verwant was aan het Franse koninklijke huis van Capet. Hij kon aanspraak maken op de kroon via zijn grootmoeder, Maria van Hongarije (1257-1323), de dochter van Stefan V van Hongarije (r. 1270-1272). Karel Robert verklaarde zich in 1301 dan ook prompt tot koning van Hongarije, maar doordat andere troonpretendenten dezelfde titel opeisten, moest hij zich zien te legitimeren. Een van de manieren waarop Karel Robert zijn koningschap verantwoordde, was het benadrukken van zijn familierelatie met de heilige koning Stefan. Die benadrukking van de afstamming van een heilige wordt ook wel het idee van een beata stirps genoemd. Dit concept werd geïntroduceerd door de historicus André Vauchez in zijn artikel “‘Beata stirps’: sainteté et lignage en Occident au XIIIe et XIVe siècles”. In dit geval stamt Karel Robert af van de ‘heilige’ lijn van de Árpáden (beata stirps Arpadiana).
Die representatie van Stefan werd vormgegeven door Karel Robert en zijn opvolger Lodewijk de Grote van Hongarije (r. 1342-1382), door bijvoorbeeld de heraldische symbolen en emblemen van Stefan in hun eigen wapens te verwerken. De materiële bronnen die het duidelijkst deze vorm van representatie laten zien, en die tevens een ruimtelijke circulatie kenden onder een aanzienlijk deel van de Hongaarse bevolking, zijn munten. Aan de hand van dit brontype zal ik laten zien hoe de Hongaarse Anjous hun verwantschap met Stefan benadrukten. Daarvoor onderzoek ik de verschillende soorten heraldische emblemen die terug te vinden zijn op munten: de Árpád-strepen en het patriarchaal kruis.
De Árpád-strepen: conventie of authenticiteit?
De Árpád-strepen (Árpádsáv) zijn het heraldische embleem dat geassocieerd wordt met het Huis van Árpád, en nog specifieker met de heilige koning Stefan. De strepen zijn horizontale balken die een afwisselend rood en zilver (of wit) patroon hebben. Historici zijn het echter niet eens over de vraag of die associatie met Stefan voortkomt uit Stefans eigen gebruik van het wapen, of dat het een latere conventie is, die is geïntroduceerd door zijn nakomelingen. Sommigen betogen dat de strepen uit de tijd van Stefan afkomstig zijn, op grond van een munt die tijdens zijn koningschap is geslagen. Op die munt, een denier, zou volgens de historicus László Baják de speer van de koning te zien zijn met een vaandel daaraan bevestigd, waarop de strepen staan weergegeven. Het is echter moeilijk vast te stellen of het echt om de strepen gaat, aangezien munten geen kleuren bevatten. De munt bevat ook de inscriptie “LANCEA REGIS” (de speer van de koning) met op de andere zijde “REGIA CIVITAS” (koninklijke stad), in verwijzing naar de koninklijke stad waarmee Székesfehérvár wordt bedoeld (Fig. 1). In Székesfehérvár zou Stefan na zijn dood begraven worden en vonden traditioneel de kroningen plaats van Hongaarse koningen.
Andere historici, zoals Jordan Voltz, sluiten niet uit dat het om de strepen gaat, en ook hier wordt de analyse van Baják nagevolgd. Tijdens Stefans regering waren munten een recente introductie in het jonge Koninkrijk van Hongarije, en ze werden gebruikt als ‘statement’ om het concept ‘koningschap’ te versterken dat toen nieuw was in de Hongaarse samenleving. Door te laten zien dat hij munten kon slaan, kon Stefan benadrukken dat hij zich op hetzelfde niveau bevond als de andere Europese vorsten van zijn buurlanden, zoals de Roomse keizer. Munten bevestigden daarnaast het idee onder de Hongaarse bevolking dat zij niet langer een nomadisch steppevolk uit de Ural waren, maar integraal deel uitmaakten van de Europese gemeenschap. De denier met de afbeelding van de speer is een recente vondst uit 1968, en sindsdien zijn er maar een handvol munten met deze vroegste afbeelding van de Árpád-strepen gevonden.
De strepen zouden door Karel Robert ingezet worden om terug te verwijzen naar koning Stefan, en hij en zijn zoon Lodewijk de Grote deden hiertoe bewust pogingen zoals op te maken valt uit een wapenbevel van Lodewijk aan de stad Kassa [hedendaags Košice, Slowakije]. De strepen werden opgenomen in het koninklijke wapen, en juist dat koninklijke wapen benadrukte de heilige afstamming. Doordat edelen en steden het wapen reproduceerden, al dan niet op bevel, kon de koning ook zien dat diezelfde edelen en steden hun loyaliteit aan de Hongaarse Anjou toonden en tevens een bevestiging gaven aan de koning van zijn heilige afstamming. In het wapenbevel van Kassa wordt het koninklijke wapen als volgt beschreven:
“Wij, Lodovicus, bij Gods gratie Koning van Hongarije, maken door middel van dit bevel bekend aan allen die het aangaat, dat met koninklijke gunst, en met het oog op het passende voordeel van onze trouwe Burgers en gasten van Kassa, verlangend dat deze door genadegaven zullen bloeien, dat op hun toegewijd en nederig verzoek wij een bijzondere welwillendheid toestemming uitgeven aan diezelfde burgers van Kassa om voortaan en in de eeuwigheid op het vertrouwelijke zegel of de vlag van de stad de vorm te gebruiken van een schild, ontleend aan ons koninklijk teken, met vanaf het hoofd een band of lijn van blauwe kleur beladen met drie leliebeelden, en met aan de zijkanten vanaf de basis vier rode lijnen en precies dezelfde van witte kleur. Onder ons vertrouwelijk zegel als getuigenis van dit document, dat wij als ons voorrecht zullen laten opstellen onder ons groot zegel voor dezelfde Burgers, wanneer het ons wordt gebracht. Gegeven te Diosgyor de tweede dag voor het feest van de Hemelvaart van Onze Heer in dit jaar 1369.”
De stad Kassa kreeg hiermee toestemming om het koninklijke wapen, dat ook de Franse lelies bevatte, af te beelden op zijn eigen stadszegels. De zegels betroffen ook openbare zegels, en konden zo dus door een publiek buiten de hofcirkel aanschouwd worden.
De Hongaarse Anjou gebruikten het wapen ook op objecten die direct met hen verbonden waren, zoals zegels en munten. In het gebruik van de strepen op de munten zijn enkele ontwikkelingen te traceren, naast andere interessante verwijzingen naar Stefan, en soms een opmerkelijk gebrek daaraan. Het koninklijke wapen komt veelvuldig terug op munten geslagen in de tijd van Karel Robert en Lodewijk de Grote, soms met de Árpád-strepen en de Franse lelies gehalveerd, soms gekwartierd, in het wapen (Fig. 2). Op de kopzijde staat daarnaast de koning, gekroond en zittend afgebeeld met de rijksappel en scepter in zijn hand (Fig. 2.1). Dat de Árpád-strepen in deze mate terugkomen — bijna de helft van alle soorten munten geslagen onder Karel Robert bevat het wapen — laat zien dat de Hongaarse Anjou hier een groot belang aan hechtten. Overigens duurde het langer voordat het koninklijke wapen met de Árpád-strepen op goudguldens afgebeeld werd. Op de muntzijde stond nog lange tijd de Franse lelie, en pas onder Lodewijk de Grote zou de lelie vervangen worden door het koninklijke wapen. Goudguldens waren waardevoller en dus minder voorkomend, wat erop wijst dat het voor de koningen van groter belang moet zijn geweest om een breed publiek met hun representaties op munten te bereiken, door middel van de afbeelding van hun wapen op de zilveren deniers en ‘Groschen’.
Het Patriarchaal Kruis
Een ander symbool dat keer op keer afgebeeld wordt op de munten geslagen onder de Hongaarse Anjou is het patriarchaal kruis. Hoewel het kruis van origine een Byzantijns symbool was, werd het met Stefan geassocieerd en op verschillende munten afgebeeld door Karel Robert (Fig 3). In de Chronica Picta, een verluchte kroniek van de Hongaarse Anjou, wordt Stefan in de miniaturen veelvuldig afgebeeld met het kruis. Eigenlijk werd het patriarchaal kruis pas voor eerst in gebruik genomen in 1190 door Béla III (r. 1172-1196), die was opgevoed aan het Byzantijnse hof. Daarnaast werd het symbool weer overgenomen door steden, dit keer op hun munten, zoals bijvoorbeeld de denier van de stad van Buda (Fig. 4).
Ook in de Hongaarse regalia werd dit teken opgenomen, namelijk in de vorm van de rijksappel waarop het kruis de patriarchale vorm kreeg. De Hongaarse rijksappel is waarschijnlijk gemaakt aan het begin van de regeringsperiode van Karel Robert, en aan de bol is bovendien het koninklijke wapen bevestigd (Fig. 5). Dat de Árpád-strepen zelfs op de regalia zijn terug te vinden, en dat de rijksappel de vorm kreeg van het patriarchaal kruis, laat in mijn opvatting zien dat de Hongaarse Anjou aan hun directe hofkring graag wilden tonen dat ze de ware opvolgers waren van Stefan, en de belangrijke rol de regalia binnen een kroning benadrukt dit alleen maar meer. Kroningen waren namelijk belangrijke momenten voor Karel Robert, omdat hij zichzelf een aantal keren moest laten kronen voordat hij geaccepteerd werd door de Hongaarse elite. De representatie van symbolen van Stefan op objecten die centraal staan bij een kroning, maken de symbolen een machtsmiddel voor de koning binnen zijn hof.
Opmerkelijk is echter, dat in de gevallen waarin zowel Karel Robert als Lodewijk de Grote afgebeeld worden met hun regalia, de rijksappel met een Latijns kruis (enkele horizontale balk) afgebeeld wordt in plaats van een patriarchaal kruis (dubbele balk), en de scepter en de kroon die op de munten staan geen materiële tegenhanger hebben. De Heilige Kroon, en ook de scepter van Hongarije hadden een ander uiterlijk dan degene die zijn afgebeeld op de munten (Fig. 6 en Fig. 6.1). Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat de afbeelding van de zittende koning in zijn regalia waarschijnlijk voortbouwt op andere Europese modellen en Árpádiaanse modellen (de eerste vergelijkbare representatie op een munt komt uit de tijd van Béla III (r. 1172-1196)) zonder een specifieke verbinding te maken met Stefan.
Conclusie
Enkele munten, een wapenbevel, en de rijksappel maken dus duidelijk hoe heraldische symboliek een verbinding tussen de Hongaarse Anjou en hun afstamming van Stefan moesten benadrukken, en dat ze overgenomen werden door steden en edellieden die daarmee die verbinding bevestigden en verder verspreidden. Die verdere verspreiding laat zien hoe effectief de representatie van de heilige koning Stefan I als legitimatiemiddel was. Ten slotte moet worden benadrukt dat de besproken voorbeelden slechts een greep zijn uit de vormen die de representatie van Stefan kon aannemen, en dat die vormen konden uitlopen van fresco’s op kerkmuren en miniaturen in kronieken tot altaren die in naam van de Hongaarse Anjou tot in Aken en Keulen opgericht werden. De representatie van Stefan als legitimatiemiddel stopte overigens niet met de Hongaarse Anjou. Latere dynastieën bouwden voort op de voorbeelden die deze Frans-Hongaarse dynastie had gegeven. Tot op de dag van vandaag zijn op de muntzijde van de Hongaarse forint de Árpád-strepen en het patriarchaal kruis te vinden (Fig. 7).
Verder lezen:
Bronuitgaven:
Fekete, A., Kiss, J.G., and Tóth, C., From King Saint Stephen to King Imre. Catalogue of Árpádian Coinage I (Budapest 2018).
Frynas, G.J., Medieval Coins of Bohemia, Hungary and Poland (London 2015).
Košice City Archive, https://www.kosice.sk/city/the-arms-of-kosice-city-1369-the-first-armorial-warrant (geraadpleegd op 2 mei 2023).
Literatuur:
Bak, J.M., and Pállfy, G., ‘Crown and Coronation in Hungary 1000–1916 A.D.’, Historical Studies on Central Europe 1:2 (2022) 257-265.
Damen, M., en Meer, M., ‘Heraldry and Territory: Coats of Arms and the Representation and Construction of Authority in Space.’ in: M. Damen en K. Overlaet eds., Constructing and Representing Territory in Late Medieval and Early Modern Europe (Amsterdam 2022) 245–276.
Gaposchkin, M.C., The Making of Saint Louis. Kingship, Sanctity, and Crusade in the Later Middle Ages (Ithaca; London 2008).
Kerny, T., 'Az angyali koronázás motívuma Szent István ikonográfiájában.’ [Het motief van de kronende engelen in de iconografie van Sint Stefan.], Art Hungarica 31 (2003) 5–30.
Klaniczay, G., Az Uralkodók Szentsége a Középkorban. Magyar dinasztikus szentkultuszok és európai modellek [Holy Rulers and Blessed Princesses. Dynastic Cults in Medieval Central Europe] (Budapest 2000).
Klaniczay, G., ‘Saints‘ Cults in Medieval Central Europe: Rivalries and Alliances’ in: N. Holger Petersen, A. Mänd, S. Salvadó en T.R. Sands eds., Symbolic Identity and the Cultural Memory of Saints (Newcastle upon Tyne 2018) 21-41.
Kovács, É., en Lovag, Zs., The Hungarian crown and other regalia (Budapest 1980).
Pentcheva, B.V., ‘Performing the Sacred in Byzantium: Image, breath and sound’, Performance Research 3:19 (2014) 120-128.
Pénztörténet, https://penztortenet.blog.hu/2013/07/10/lancea_regis_az_elso_magyar_penzerme (geraadpleegd op 4 mei 2023).
Pór, A., en Schönherr, G., Az Anjouk kora: az Anjou ház és örökösei (1301-1439) [Het tijdperk van de Anjou: Het Huis van Anjou en zijn erfgenamen (1301–1439)] (Budapest 1895).
Szelényi, K. en Tóth, E., A Magyar Szent Korona: Királyok és koronázások [De Hongaarse Heilige Kroon: Koningen en Kroningen] (Budapest 2005).
Travaini, L., ‘Coins and Identity: From Mint to Paradise’ in: R. Naismith ed., Money and Coinage in the Middle Ages (Leiden, 2019).
Van Run, A., ‘Functies en waardering van het beeld’ in: M. Stoffers ed., De middeleeuwse ideeënwereld, 1000-1300 (Hilversum 1994) 342-372.
Vauchez, A., “Beata stirps’: sainteté et lignage en Occident au XIIIe et XIVe siècles” [‘Beata stirps': heiligheid en afkomst in het Westen in de 13e en 14e eeuw] in: G. Duby en J. Le Goff eds., Famille et parenté dans l’Occident médiéval (Rome 1977) 397–407.
Voltz, J., How the Árpáds got their Stripes: Changes in the Denotation of the Árpád stripes in the Middle Ages (Budapest 2020).
© Robin Koch and Leiden Medievalists Blog, 2023. Unauthorised use and/or duplication of this material without express and written permission from this site’s author and/or owner is strictly prohibited. Excerpts and links may be used, provided that full and clear credit is given to Robin Koch and Leiden Medievalists Blog with appropriate and specific direction to the original content.