leidenmedievalistsblog

Op zoek naar de bijl van Sint-Olav

Op zoek naar de bijl van Sint-Olav

Een bijl, een aartsbisschop en een scheepswrak. In dit blog blikt Louis Sicking terug op zijn zoektocht naar kerkschatten uit middeleeuws Noorwegen.

Bijl van Sint Olav Louis Sicking Bijl van Sint Olav Louis Sicking
Boekomslag van: De bijl van Sint-Olav. Op zoek naar Noorse kerkschatten in de Nederlanden (Walburg Pers 2021).

Middeleeuws Noorwegen

"Waarom een boek over een Noorse schat?" Die vraag kreeg ik vaak. En: "Middeleeuws Noorwegen, wat gebeurde daar nou? Waarom zou je onderzoek doen naar een dergelijk marginaal gebied?" Ook deze vragen zijn me meermaals gesteld.

Noorwegen, dat zich uitstrekt over ruim 1700 kilometer van noord naar zuid, was in de middeleeuwen echter nog veel groter dan nu. De regio Jämtland, ongeveer anderhalf keer Nederland, die nu een deel van Zweden is, maakte in de middeleeuwen deel uit van Noorwegen. Båhuslen, een regio aan de westkust van Zweden die zich uitstrekt van de huidige Noorse grens tot Gotenburg, behoorde eveneens tot Noorwegen. Dat gold ook voor skattland, de zogenaamde ‘tributary lands’ of ‘overzeese gebiedsdelen’: IJsland, Groenland, de Hebriden, de Shetlandeilanden, Orkney, de Faeröer en het eiland Man. Deze ‘eilanden’ behoorden al sinds de kolonisatie in de Vikingtijd tot de Noorse culturele wereld. Vanaf de late 11de eeuw claimde de Noorse koning een soort van suzereiniteit over deze gebieden en probeerde hij er zijn macht te vergroten. De koninklijke macht bereikte een hoogtepunt in de late dertiende en vroege veertiende eeuw. Vervolgens zette een periode van verval in die werd versterkt door de Zwarte Dood die omstreeks het midden van de veertiende eeuw ook Noorwegen bereikte.

Over het belang van Noorwegen in middeleeuws Europa is veel te zeggen: het land maakt er deel van uit sinds de kerstening. De Noorse koning Sigurd I Magnusson (ca. 1090-1130) was de eerste Europese koning die op kruistocht ging en zette daarmee de toon voor andere vorsten. Bekend is de betekenis van Noorwegen voor de export van kabeljauw in de gevriesdroogde vorm van stokvis die vijf tot zeven jaar houdbaar was. Stokvis was daarmee een ideaal bulkproduct voor de handel over lange afstanden. Dat het vriesdrogen van kabeljauw een uitvinding uit de tijd van de Vikingen is, werd vastgesteld door archeologen (die onder andere op IJsland grote hoeveelheden kabeljauwgraten aantroffen en onderzochten). Terwijl de middeleeuwse visconsumptie traditioneel werd verklaard door het hoge aantal vleesloze dagen opgelegd door de katholieke kerk, wordt vandaag de dag juist gewezen op de sterk toegenomen vraag naar vis als gevolg van de groeiende stedelijke bevolking op het Europese continent. Zo kon de Noorse stad Bergen, waar Hanzekooplieden in de late middeleeuwen een zogenaamd Kontor of Kantoor hadden, uitgroeien tot het belangrijkste centrum voor de stokvishandel. Naast bulkproducten als stokvis was ook de handel in luxeproducten van betekenis. Roofvogels als valken, maar ook het ivoor afkomstig van de slagtanden van narwallen die aftrek vonden als hoorns van eenhoorns waren geliefd aan de hoven van Europa.

Geheel in overeenstemming met de algemene ontwikkeling van middeleeuws Europa ging de vestiging en uitbouw van de kerkelijke organisatie aan die van de ‘staat’ vooraf. De vestiging van de aartsbisschoppelijke zetel in Nidaros (Trondheim) in 1152 of 1153 is een sleutelmoment in de Noorse geschiedenis. Trondheim zou tot het einde van de middeleeuwen het centrum blijven van een kerkprovincie die zich uitstrekte van het schiereiland Kola en Groenland in het noorden tot het eiland Man in de Ierse Zee en de rivier Gota in het zuiden. De twaalfde en dertiende eeuw gelden als de eeuwen van de grote groei en bloei van de Noorse kerk. De Noorse middeleeuwen duurden tot 1537 toen de Deense koning Christiaan III Noorwegen veroverde, de Reformatie oplegde en er een einde maakte aan de katholieke kerk.

Munt Sint Olav Munt Sint Olav
Munt met de beeltenis van Sint-Olav (de bijl is nog net herkenbaar).

Een aartsbisschop op de vlucht

De introductie van de Reformatie in 1537 wordt in overzichtswerken van de Noorse nationale geschiedenis zonder uitzondering als een belangrijke cesuur gezien. Vervolgens maakte Noorwegen tot 1814 deel uit van een personele unie met Denemarken en werd vanuit Kopenhagen bestuurd. Het is dan ook niet verrassend dat tot niet zo heel lang geleden Noorse historici zich vooral bezighielden met hetzij de middeleeuwse geschiedenis van hun land, hetzij met de contemporaine geschiedenis. De vroegmoderne periode, gekenmerkt door Deense dominantie, was een ondergeschoven kindje.

De middeleeuwen laat men gewoonlijk eindigen met de vlucht van de laatste katholieke aartsbisschop van Noorwegen, Olav Engelbrektsson. Hij verliet Noorwegen in 1537 en vertrok naar de Nederlanden waar hij steun hoopte te vinden van keizer Karel V. Op zijn vlucht nam de aartsbisschop een groot deel van de kerkschat van de Nidaroskathedraal (in Trondheim) mee. Tot deze schat behoorden vele kostbaarheden waaronder kelken en monstransen en ook de garderobe van de aartsbisschop waaronder kazuifels en dalmatieken, maar ook de bijl van Sint-Olav en twee kronen. Die bijl was het attribuut van de heilige koning van Noorwegen, Olav (II) Haraldson (ca. 995-1030). Hij was er mee omgebracht in de slag van Stiklestad. Olavs beleid van gedwongen bekering tot het christendom riep zoveel weerstand op dat hij zijn land had moeten ontvluchten en toen hij terugkeerde om het te heroveren, sneuvelde hij in de genoemde slag. De bijl is later gebruikt door zijn zoon Magnus en werd vervolgens bewaard in de Nidaroskathedraal. In de late dertiende eeuw werd de bijl van Sint-Olav opgenomen in het wapen van Noorwegen, dat één van de oudste nog in gebruik zijnde wapens van Europa is.

Olav Engelbrektsson kwam aan in Enkhuizen, de thuishaven van de schepen die waren uitgerust om hem uit Noorwegen te laten ontsnappen op het moment dat de Lutherse Christiaan III korte metten maakte met het katholieke geloof en zijn vertegenwoordigers in Noorwegen. Vandaar uit reisde de voormalige kerkvorst via Antwerpen door naar Lier waar hij zijn intrek nam in het zogenaamde Deense hof waar eerder ook de Deens-Noorse koning Christiaan II zijn ballingschap in de Nederlanden tussen 1523 en 1531 had doorgebracht. Plannen van de aartsbisschop om naar zijn land terug te keren kwamen niet tot uitvoering want hij overleed binnen een jaar na zijn vlucht.

Eiland Vlecker Noorwegen Eiland Vlecker Noorwegen
Het eiland ‘Vlecker’ (Flekkerøy) in het zuiden van Noorwegen. Detail van een kaart van Lucas Jansz Waghenaer, Spiegel der zeevaart, 1584-1585.

De zoektocht naar de schat

Het spoor van de schat is te volgen tussen 1537 en 1548 dankzij correspondentie die de stad Deventer in deze jaren voerde met verschillende pretendenten van de Noorse troon die aanspraak maakten op de kostbare voorwerpen die Olav Engelbrektsson had meegenomen. Hij had ze ondergebracht bij een zaakgelastigde in Deventer dat niet toevallig het centrum was van de handel met Noorwegen in de Nederlanden. De aanwezigheid van de schat kostte het Deventer stadsbestuur heel wat hoofdbrekens, zo blijkt uit de correspondentie. Uiteindelijk werd de schat onder druk van Karel V vanuit Deventer overgebracht naar Brussel waar deze is overgedragen aan één van de kroonpretendenten, Frederik van de Palts. Deze was in eerdere jaren door de keizer naar voren geschoven als kandidaat voor de Deense en Noorse troon op grond van het huwelijk van de paltsgraaf met Dorothea van Denemarken. Nadat deze strategie was mislukt en de keizer met de in 1544 gesloten vrede van Spiers Christiaan III als koning van Denemarken en Noorwegen moest erkennen, was de overdracht van de Noorse schat waarschijnlijk een soort van troostprijs voor de paltsgraaf en zijn vrouw.

Daarna ontbreekt ieder spoor van de schat totdat in de negentiende eeuw de archieven van Olav Engelbrektsson werden teruggevonden in Amberg, dat tussen 1544 en 1621 de hoofdstad was van de Opper-Palts. Het heeft er alle schijn van dat deze archieven samen met de kerkschat vanuit Noorwegen door de aartsbisschop waren meegenomen. De archieven zijn in München geïnventariseerd en uiteindelijk beland in het Rijksarchief in Oslo waar ze tot de dag vandaag worden bewaard en bekend staan als de Münchensamling. Van de eigenlijke kerkschat is nooit iets teruggevonden. Het meest waarschijnlijk is dat de in geldnood verkerende paltsgraaf die zich tot het protestantisme bekeerde, ze heeft omgesmolten. De kans dat de met zilver beslagen bijl van Sint-Olav ooit nog wordt teruggevonden lijkt daarmee zo goed als uitgesloten.

Toch zijn er nog andere sporen van schatten die gevolgd kunnen worden, want Olav Engelbrektsson nam lang niet alle Noorse kerkelijke kostbaarheden mee. Zo liet hij de schrijnen van Sint-Olav achter. Alles van edelmetaal en verdere waarde dat aan de schrijnen was bevestigd werd in opdracht van Christiaan III afgevoerd naar Kopenhagen. Verder had de nieuwe Lutherse koning een tweetal schepen uitgezonden om in heel Noorwegen zoveel mogelijk kerkelijke kostbaarheden op te halen. Eén van deze schepen werd op de terugweg gekaapt door kapers uit Enkhuizen en Amsterdam. Het andere schip zou zijn gezonken. Lange tijd werd er van uit gegaan dat dit zou zijn gebeurd in de monding van het Trondheimfjord. Verschillende pogingen zijn ondernomen om het gezonken schip met mogelijk Noors kerkzilver aan boord terug te vinden op de zeebodem, voor het laatst in 1997 toen het duizendjarig bestaan van Trondheim werd gevierd. Het onderzoek voor De bijl van Sint-Olav laat zien dat het betreffende schip niet in de buurt van het Trondheimfjord is gezonken maar in het zuiden van Noorwegen, in de buurt van het eiland Flekkerøy, dat destijds in het Nederlands bekend stond als Vlekkeroor, en een belangrijke bestemming was voor Nederlandse schepen, met name voor de handel in Noors hout.

Zicht op het eiland Flekkerøy
Zicht op het eiland Flekkerøy (augustus 2023). Foto: Louis Sicking ©

Misschien wordt er nog eens een poging gedaan het wrak op te sporen. Dat is minder een vrome wens dan het op het eerste gezicht misschien lijkt. Afgelopen zomer is een Deens oorlogsschip in een haven in de buurt, Farsund, voor anker gegaan om er met een gespecialiseerd team van duikers en met behulp van onderwaterdrones te speuren naar het oudste oorlogsschip van Denemarken. De hoop is dat dit team vaker onderzoek gaat doen in de wateren langs de kust die nu bekend staat als de Noorse Riviera en waar ooit Nederlandse schepen af en aan voeren.

Meer weten?

  1. Bezoek op donderdag 16 mei 2024 om 16.00 uur een lezing van Louis Sicking over De bijl van Sint-Olav in de Lebuïnuskerk in Deventer.
  2. Bekijk het gesprek van Louis Sicking met Jørn Øyrehagen Sunde in de Nationale Bibliotheek in Oslo: https://www.facebook.com/nasjonalbiblioteket/videos/flukta-til-erkebiskopen-j%C3%B8rn-%C3%B8yrehagen-sunde-og-louis-sicking/4423892291021559/

Literatuur

Steinar Imsen ed., Ecclesia Nidrosiensis, 1153-1537. Søkelyks på Nidaroskirkens og Nidarosprovinsens historie (Trondheim 2003)

Normann Liene en Gunnar Eikli, En liten kulturhistorisk loggbok for Flekkerøy havn (Vest Agder Fylkeskommune [2010])

Louis Sicking en Darlene Abreu-Ferreira eds., Beyond the Catch. Fisheries of the North Atlantic, the North Sea and the Baltic, 900-1850 (Leiden en Boston 2009)

Louis Sicking, Wiel Dorssers en Thérèse Peeters, ‘Druk op Deventer. Diplomatie van een stad vanwege een Noorse schat, 1538-1548’, Leidschrift. Historisch tijdschrift 34 nr. 3 (2019) , 15-34.

Louis Sicking, De bijl van Sint-Olav. Op zoek naar Noorse kerkschatten in de Nederlanden (Zutphen 2021)